“Föhn jij altijd je haar?”, vroeg Jason, de kapper die zo ontzettend lekker carrot cupcakes kan bakken. “Nee”, zei ik. “Gebruik je gel, of een ander stylingproduct?” “Nee”, zei ik: “ik heb een kam”.
Er volgde een soort discussie over hoe mijn kam eruit zag. (Het is zo’n grote zwarte, met veel tanden. Zonder handvat).
Mijn kapper, Peter, weet hoe hij mijn haar moet knippen, zodat het altijd leuk zit, ook zonder gestyle en plakkerigheid erin. Want ik ben nou een keer niet zo’n type dat ’s ochtends uren tijd heeft om voor de spiegel te staan en trouwens… al had ik dat wel, ik ben er gewoon ook helemaal niet zo goed in.
En daarom ga ik dus helemaal naar Amsterdam naar de kapper. Niet alleen omdat Peter de enige kapper is die mij en mijn haar snapt, maar hij is ook nog eens erg prettig om te zien en reuze aardig bovendien.
Ja, ik ben er blij mee.
Léia